De Blay + Partners
Gecertificeerde accountants en belastingadviseurs
Met vertrouwen naar helderheid
Liquidatiereserve: wat is 5 jaar?
Te vroege uitkering
De liquidatiereserve kwam er in 2015, toen de voorheffing op de liquidatieboni van 10% naar 25% werd opgetrokken. In die periode was het gebruikelijk voor ondernemers om hun vennootschap te zien als een soort spaarpot, die zij bij hun pensionering te gelde konden maken. Winsten werden niet allemaal uitgekeerd, maar werden opgepot via de reserves. De belastingverhoging van 15% kwam bij velen hard aan.
De regering voerde daarom de zogenaamde liquidatiereserve in, die in de praktijk tot ongeveer hetzelfde resultaat leidt: in plaats van een dividend uit te keren (RV: 30%), boekt u (een deel van) de winst op een afzonderlijke reserverekening. Die overboeking kost u meteen 10%, een soort van anticipatieve heffing.
Raakt u die rekening niet meer aan tot de vennootschap vereffend wordt, dan is de uitkering op dat moment volledig belastingvrij.
Keert u vroeger uit, dan is er nog wel een voorheffing verschuldigd. Die bedraagt 20% als u binnen de 5 jaar uitkeert, en 5% als u na 5 jaar uitkeert.
Het startpunt van de termijn van 5 jaar is de laatste dag van het belastbaar tijdperk waarvoor de liquidatiereserve werd aangelegd.
Voorbeeld
Stel dat u een boekjaar heeft dat eindigt op 31 maart en u besliste tijdens de algemene vergadering in de loop van 2016 om over het boekjaar dat eindigt op 31 maart 2016 een liquidatiereserve aan te leggen. Dan is 31 maart 2016 de startdatum van de termijn van 5 jaar en eindigt die termijn op 31 maart 2021.
Bij een strikte lezing van de wet mag u de liquidatiereserve dus pas uitkeren aan 5% ná 31 maart 2021, dus in het boekjaar dat eindigt op 31 maart 2022 (en in elk geval ná de datum van de algemene vergadering die besliste over de verdeling van het resultaat van het boekjaar dat eindigt op 31 maart 2021).
Parlementaire vraag over 5 jarige termijn
Op 16 maart 2017 stelde de heer Van Biesen een parlementaire vraag (PV 1553) over deze timing. De Minister van Financiën maakte in zijn antwoord een uitzondering op de strikte lezing van de wet. In bovenstaand voorbeeld zou het volgens de Minister ook al mogelijk zijn om de uitkering van de liquidatiereserve te voorzien in de algemene vergadering die besliste over het resultaat van het boekjaar eindigend op 31 maart 2021. Let wel: zo’n antwoord van de Minister heeft geen kracht van wet. Als u absolute zekerheid wil over het tarief van 5%, wacht u in dit voorbeeld dus beter met uitkeren tot boekjaar dat eindigt op 31 maart 2022.
Wat bij een verlengd boekjaar?
Vennootschap X legt voor het boekjaar van 1 april 2015 tot 31 maart 2016 een liquidatiereserve aan. In 2020 verlengt ze haar boekjaar met 9 maanden. Het boekjaar 2020 loopt dus van 1 april 2019 tot 31 december 2020.
De vraag die zich nu stelt is: of de termijn van 5 jaar loopt van dag tot dag (31 maart 2016 tot 31 maart 2021)? Of van het einde van het boekjaar 2016 (31 maart 2016) tot het einde van het 5de boekjaar (31 december 2021)?
Die vraag werd voorgelegd aan de rulingcommissie.
De rulingcommissie kijkt naar de letter van de wet en stelt vast dat er enkel sprake is van 5 jaar, en niet van 5 belastbare tijdperken of 5 boekjaren.
Daarom concludeert ze dat de liquidatiereserve die is aangelegd op 31 maart 2016, uitgekeerd kan worden aan het tarief RV van 5% vanaf 31 maart 2021.
Vermits het boekjaar nog loopt tot 31 december 2021, zal de vennootschap het dividend enkel kunnen uitkeren na een beslissing van een bijzondere algemene vergadering (die noodzakelijkerwijze na 31 maart moet plaatsvinden) en het dividend moet de vorm aannemen van een na 31 maart 2021 geboekt tussentijds dividend.
Daarbij laat de rulingcommissie meteen ook doorschemeren dat de vennootschapsrechtelijke regels inzake de uitkering van dividenden in het algemeen, en van tussentijdse dividenden in het bijzonder, gerespecteerd moeten worden. Lees: er moet voldaan zijn aan de netto-actieftest (en de liquiditeitstest voor een BV en een CV).